Het nieuwe statuut
Nieuwe opzeggingstermijnen 2014
Vanaf januari 2014 gaan de nieuwe opzeggingstermijnen in voege voor zowel arbeiders als bedienden, bedoeling is om spoedig alle discrimminerende elementen weg te werken en zo te komen tot een heus werknemersstatuut.
In 2013 besloot de regering na langdurig overleg, om de opzeggingstermijnen voor arbeiders en bedienden gelijk te brengen, echter vanaf 1/1/2014. Vanaf dan wordt iedereen zijn teller op nul gezet en vertrekt men onmiddellijk met 2 weken opzeg. Daarna kijkt men naar uw statuut van voor 1/1/2014 en verkrijgt men de opgebouwde rechten mee optellen.
De bedienden over het verleden een opzegtermijn opbouwen volgens de regels die op dat ogenblik van toepassing waren, en voor de toekomst volgens de nieuwe regels eens dat die van kracht worden, en dat de twee resultaten dan samengevoegd worden.
Voor de arbeiders lijkt dat vastklikken relatief en enkel met een impact als hun opzegtermijn voor het verleden een beter resultaat gaf dan het nieuwe regime. Indien hun situatie voor het verleden minder gunstig was (wat doorgaans wel het geval zal zijn), dan zal die verworven opzegtermijn opgewaardeerd worden, op de een of andere wijze. De arbeiders die al in dienst zijn met een arbeidsovereenkomst zullen op ‘een gelijkwaardige wijze beschermd worden’ als de arbeiders die onder het nieuwe niveau van opzegtermijn zullen vallen, maar wel gespreid in de tijd. De arbeiders die:
30 jaar anciënniteit hebben op het ogenblik van de publicatie van de nieuwe regels in het Staatsblad, treden op dat moment in het nieuwe regime;
op 1 januari 2014, 20 jaar anciënniteit hebben, treden op dat moment in het nieuwe regime;
op 1 januari 2015, 15 jaar anciënniteit hebben, treden op dat moment in het nieuwe regime;
op 1 januari 2016, 10 jaar anciënniteit hebben, treden op dat moment in het nieuwe regime;
op 1 januari 2017 nog niet in het nieuwe regime zijn getreden, komen er op dat ogenblik in.
Nadat er begin juli een eerste compromis rond een aantal discriminaties tussen arbeiders en bedienden werd gesloten, zijn het parlement, regering en sociale partners erin geslaagd om dit compromis om te zetten naar wetteksten. De befaamde carensdag verdwijnt en de regels rond ontslagbescherming en de regeling bij arbeidsongeschiktheid zullen er vanaf 1 januari 2014 geheel anders uitzien. In februari 2014 zijn nog eens nieuwe afspraken op papier gezet rond ontslagmotivering en het aanvullend pensioen.
>> Opzegregeling Chemie - PC116 (na 1/1/2014)
>> Opzegregeling Kappers - PC314 (Na 1/1/2014)
>> Opzegregeling bouw - PC124 (na 1/1/2014)
Kortom, er verandert een en ander:
- De opzegtermijnen worden vanaf 1 januari 2014 gelijk opgebouwd volgens anciënniteit. Met statuut, loon of leeftijd wordt geen rekening meer gehouden.
De rechten inzake opzegtermijnen die je op 31 december 2013 had opgebouwd, blijven behouden.
De opzegtermijnen worden uitgedrukt in weken. De opzegtermijn gaat in de maandag na de opzegging.
Bedienden met een jaarloon boven de 32.254 euro zijn niet meer afhankelijk van onderhandeling met de werkgever of van de rechter voor de bepaling van hun opzegtermijn.
Arbeiders worden door de overheid gecompenseerd voor wat ze in het verleden te weinig opbouwden.
De proeftijd wordt afgeschaft.
Het recht op outplacement bij ontslag wordt uitgebreid tot alle werknemers met minstens 30 weken opzeg, ongeacht de leeftijd.
Het gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid begint te lopen vanaf 1e ziektedag. De carensdag wordt hiermee afgeschaft.
Op 10 februari werd een nieuw regeling afgesproken voor de privé-sector rond de ontslagmotivering voor arbeiders en bedienden.
Daarnaast werd op 10 februari ook een akkoord gesloten over een traject tot harmonisering van de aanvullende pensioenen voor arbeiders en bedienden
Deze nieuwe maatregelen gelden zowel voor de privé-sector als voor de contractuelen bij de overheid (arbeiders en bedienden).
De afschaffing van het proefbeding
Algemeen principe
Als algemeen principe geldt dat de werknemer geen proeftijd meer kunnen voorzien in een arbeidsovereenkomst gesloten vanaf 1 januari 2014. Als de partijen dit toch doen, dan moet het proefbeding hoe dan ook als ongeldig worden beschouwd. Dit proefbeding zou dus nietig zijn.
Uitzonderingen
Er zijn twee uitzonderingen op dit principe.
De proeftijd blijft vanaf 1 januari 2014 van toepassing in de overeenkomsten voor tewerkstelling van studenten en in de overeenkomsten geregeld door de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
Overeenkomsten voor tewerkstelling van studenten
De eerste drie arbeidsdagen worden als proeftijd beschouwd. Zowel de werkgever als de werknemer kunnen de overeenkomst gedurende deze termijn beëindigen zonder opzegging noch vergoeding. In de betrokken arbeidsovereenkomsten moet hiervoor geen enkel bijzonder beding worden opgenomen.
Overeenkomsten geregeld door de wet van 24 juli 1987
De eerste drie arbeidsdagen worden in principe als proeftijd beschouwd, gedurende dewelke zowel de werkgever als werknemer de overeenkomst kunnen beëindigen zonder opzegging noch vergoeding. De partijen kunnen evenwel voorzien dat er hetzij geen proeftijd zal zijn, hetzij dat de duur van de proeftijd langer of korter dan drie dagen zal zijn.
De proefbedingen die werden opgenomen in de arbeidsovereenkomsten die een aanvang hebben genomen voor 1 januari 2014 blijven uitwerking hebben tot de overeengekomen termijn verstreken is. De regels die gelden tot 31 december 2013 zijn van toepassing op deze bedingen.
Voorbeeld 1: Op 1 december 2013 vangen een werkgever en een werknemer de uitvoering van een nieuwe arbeidsovereenkomst aan die een geldig proefbeding van zes maanden voorziet. Dit proefbeding loopt tot 31 mei 2014. Zodoende kan de werknemer die ontevreden is over deze arbeidsrelatie bijvoorbeeld op 1 maart 2014 zijn arbeidsovereenkomst beëindigen door dit beding toe te passen, m.a.w. mits een korte opzeggingstermijn van zeven dagen.
Voorbeeld 2: Het proefbeding uit het eerste voorbeeld loopt in principe tot 31 mei 2014. De gevolgen van dit beding kunnen worden verlengd als de uitvoering van de arbeidsovereenkomst werd geschorst (bijvoorbeeld omwille van de jaarlijkse vakantie van de werknemer). Als de werknemer bv. vijftien dagen jaarlijkse vakantie opneemt tussen 1 december 2013 en 31 mei 2014, dan zullen de gevolgen van het proefbeding worden verlengd tot 15 juni 2014.
Scholingsbeding en niet-concurrentiebeding
In ditzelfde kader wordt voortaan voorzien dat het scholings- en concurrentiebeding geen uitwerking hebben indien de overeenkomst wordt beëindigd gedurende de eerste zes maanden die volgen op de aanvang van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
Voorbeeld: De partijen sluiten een nieuwe arbeidsovereenkomst die moet aanvangen op 1 februari 2014 en nemen er een concurrentiebeding in op. Dit beding zal geen uitwerking hebben als de overeenkomst wordt beëindigd voor 1 augustus 2014.
Bron: FOD - Arbeid
Opzeg bij SWT of het vroegere brugpensioen
Er werd met de regering overeengekomen dat de verkorte opzeg bij SWT zal worden vastgeklikt voor de arbeiders, voor de bedienden kon dit niet worden geregeld gezien hiervoor de wetgeving zou moeten worden gewijzigd en dit wou de regering niet meer doen.
Voor de arbeiders volstond een interpretatie van de wet. Arbeiders die na 2013 worden ontslagen in het kader van SWT en vielen eind 2013 onder het KB dat voorzag in een verkorte opzeg bij SWT, dan zal men voor het eerste deel van de opzeg worden vastgeklikt op die verkorte opzeg. Voor het tweede deel van de opzeg gelden de gewone, nieuwe regels (2 weken extra vanaf 1/1/2014 en nog eens 2 weken bovenop vanaf 1 april 2014 enz... met een maximum van 26 weken).
Diezelfde interpretatie zal ook gelden voor een verkorte opzeg met het oog op pensioen, herstructurering, collectief ontslag of sluiting.
Opgelet: voor de sectoren die na 2013 een verkorte opzeg op niveau van CAO-75 behouden is deze regeling niet van toepassing. Zij behouden hun huidige systeem. De bouwsector werd op niveau gebracht van CAO-75. De discrimminatie tussen arbeiders en bedienden blijft dus bestaan voor de bouwsector en daarom stapte het ACV naar het grondwettelijk hof!
B.v.: 8 weken verkorte opzeg bij SWT (voor 1/1/2014) + aantal weken vanaf 1/1/2014 volgens nieuwe tabel!
Opgelet: wanneer u vandaag aan de voorwaarden voldoet, maar pas later wil instappen op SWT kan u uw rechten laten vastklikken via de C17-beroepsverleden bij de RVA.
Chiara vindt het onredelijk dat ze ontslagen wordt en/of wenst te achterhalen waarom ze werd ontslagen
Tot nog toe had je alleen maar een bijzondere regeling voor arbeiders. Art. 63 van de Arbeidsovereenkomstenwet voorzag in een bescherming tegen willekeurig ontslag. Deels als compensatie voor de belabberde opzegregeling voor de arbeiders.
Voor de bedienden was er geen bijzondere regeling. Zij konden voor de arbeidsrechtbank alleen het argument inroepen dat de werkgever misbruik pleegde van zijn recht te ontslaan. Met veel meer moeilijkheden om een fatsoenlijke schadevergoeding te bekomen. Aan dat onderscheid wordt nu paal en perk gesteld.
Voor de privésector werd hierover op 12 februari 2014 een cao afgesloten in de Nationale Arbeidsraad (cao nr. 109). Zij het wel met tijdelijk of definitief behoud van de oude beschermingsregeling tegen willekeurig ontslag voor sectoren met tijdelijk (zie profiel 2) of definitief (zie profiel 3) behoud van de verkorte opzeg voor hun arbeiders.
Toepassingsgebied
De nieuwe regeling is van toepassing op ontslagen vanaf 1 april 2014 (zie 1.).
De regeling is niet van toepassing op:
studentencontracten;
contracten voor uitzendarbeid;
ontslag met het oog op SWT of wettelijk pensioen;
collectief ontslag, stopzetting van de activiteit of sluiting van de onderneming;
ontslag tijdens eerste 6 maanden tewerkstelling; om deze 6 maanden te berekenen, wordt wel rekening gehouden met voorafgaande tewerkstelling als uitzendkracht in dezelfde functie of met een contract van bepaalde duur;
niet bij meervoudige ontslagen, zoals gedefinieerd door de sectoren;
niet voor ontslagen waarvoor er al bij cao vastgelegde bijzondere ontslagprocedures bestaan. Het nieuwe stelsel geldt met andere woorden enkel wanneer er geen eigen cao-regeling is in sector of bedrijf.
De nieuwe regeling is niet van toepassing op ontslagen van arbeiders op de bouwwerven met definitief behoud van verkorte opzeg (zie 2.) Voor arbeiders met tijdelijk behoud (tot 31 december 2017) van de verkorte opzeg zal ze maar van toepassing zijn vanaf 1 januari 2016 (zie 3.)
De cao geldt slechts voor de privésector, met enkel nog een kleine uitbreiding naar de arbeiders en bedienden in het vrij onderwijs en overheidsinstellingen als De Lijn, MIVB, VITO en BIAC. Voor de rest van overheid en onderwijs moet er nog een aangepaste regeling komen, bij wet (zie 4).
1. Algemene regeling
Wens je de concrete redenen te weten die tot je ontslag hebben geleid, dan moet je dit per aangetekende brief vragen aan je werkgever. Hiervoor krijg je tot 2 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst de tijd. Wanneer je een opzegtermijn moet presteren, dan wordt dit beperkt tot 6 maanden na de betekening van de opzeg. Moet je een opzegtermijn presteren van 26 weken (= 6 maanden) of langer, dan moet je dus reeds tijdens de opzegtermijn naar de redenen van het ontslag vragen.
Antwoordt je werkgever niet of met een nietszeggend antwoord op de vraag om het ontslag te motiveren, dan moet de werkgever je hiervoor een boete van 2 weken loon betalen.
Kennelijk onredelijk ontslag
Blijft het antwoord van je werkgever uit of voldoet dit niet, dan kan er sprake zijn van een kennelijk onredelijk ontslag. Dit is een ontslag dat geen verband houdt met het gedrag of de geschiktheid van de werknemer of de noodwendigheden van de onderneming. Er is enkel sprake van een kennelijk onredelijk ontslag indien een normale en redelijke werkgever nooit een dergelijke ontslagbeslissing zou genomen hebben.
Indien het tot een betwisting komt voor de rechtbank, is het uitermate belangrijk om over voldoende elementen te beschikken om de rechter te overtuigen dat het ontslag effectief kennelijk onredelijk was. De cao nr. 109 voorziet in een verdeling van de bewijslast, maar enkel voor zover je zelf naar de redenen van het ontslag hebt gevraagd. Het is dus uitermate belangrijk dit tijdig, bij aangetekende brief te doen.
Beslist de rechter dat het ontslag kennelijk onredelijk was, dan legt deze, naargelang de ernst van de onredelijkheid, een vergoeding vast van 3 à 17 weken loon, desgevallend te cumuleren met de bovenvermelde boete van 2 weken loon. Beide vergoedingen zijn zonder RSZ-bijdragen, en kunnen worden gecumuleerd met werkloosheidsuitkeringen.
2. Arbeiders op de bouwwerven
Voor de arbeiders op de bouwwerven met definitief behoud van de verkorte opzeg blijft de gekende regeling voor willekeurig ontslag voor onbepaalde duur verder gelden. Stelt de rechter vast dat het ontslag willekeurig was, dan is er recht op een vergoeding van 6 maanden loon. De bewijslast om aan te tonen dat het ontslag niet willekeurig was, blijft volledig bij de werkgever. Aangezien deze voordeligere regeling van toepassing blijft, zijn de nieuwe bepalingen inzake kennelijk onredelijk ontslag niet van toepassing.
3. Arbeiders met tijdelijk behoud van de verkorte opzeg
Voor de arbeiders met tijdelijk behoud van de verkorte opzeg, blijft tot 31 december 2015 de gekende bescherming tegen willekeuring ontslag onverkort gelden. De algemene regeling zoals hierboven beschreven is dus pas vanaf 1 januari 2016 van toepassing. Tot dan blijft de rechter gehouden de regels inzake willekeurig ontslag toe te passen, met de sanctie van 6 maanden loon.
Outplacement
Het recht op Outplacement vanaf 1 januari 2014
Het recht op outplacement wordt aanzienlijk uitgebreid. Vanaf 1 januari 2014 hebben werknemers waarvan de opzegtermijn minstens 30 weken bedraagt (of een equivalente contractbreukvergoeding) recht op outplacement, en dit ongeacht de leeftijd.
Deze nieuwe regeling wordt de algemene regel. De bestaande regeling (cao 82) krijgt een suppletief karakter. Deze suppletieve regeling is van toepassing indien een werknemer van 45 jaar geen recht heeft op een opzegtermijn (of daarmee overeenstemmende vergoeding) van 30 weken.
Men moet zich dus afvragen of de werknemer recht heeft op een opzegtermijn van 30 weken. In dat geval heeft betrokken werknemer recht op outplacement. Indien de werknemer geen recht heeft op de regeling moet men vervolgens controleren of de werknemer minstens 45 jaar is en 1 jaar anciënniteit heeft bij de betrokken werkgever. In dat geval heeft de betrokken werknemer wel nog recht op outplacement omdat de huidige cao nr. 82 van kracht blijft.
U hebt tot eind 2015 de keuze om de 4 weken outplacement te opteren of te weigeren. Wanneer u kiest om het outplacement op te nemen zal de waarde van 4 weken opzeg van uw totale opzegvergoeding in mindering worden gebracht.